Home Architectuur De opkomst en ondergang van softwarehuizen

De opkomst en ondergang van softwarehuizen

396

Bij mijn benoeming tot manager ‘Professional and Technical Development’ in 1987 bij één van de beste softwarehuizen in Nederland, werd mij meegegeven: ‘Daan, zorg dat wij vakinhoudelijk een paar centimeters voor blijven liggen op de concurrentie. De rest is zonde van het geld’. Die paar centimeters zijn inmiddels geslonken tot een paar nanometertjes. Maar dit karakteriseert nog steeds het bedrijfsbeleid van veel softwarehuizen.

De opkomst (automatisering was techneuten business)
In de jaren 60/70 van de vorige eeuw was de computer nog een primitief instrument, dat gedeeltelijk op machineniveau diende te worden geprogrammeerd of met primitieve talen als Cobol, Algol en Fortran. De invoer geschiedde met ponskaarten of paper tape. Programmeren was een uitermate ambachtelijke aangelegenheid, uitgeoefend door zeer technische ingestelde professionals. Automatiseringsdeskundigen waren met moeite te vinden, daardoor ontstonden de eerste onafhankelijke bureautjes, zoals: Volmac (1966), Cap Nederland (1968) en Pandata (1970).

De bloeiperiode (automatisering werd een schaarste business)
In de jaren 70/80 werd de noodzaak aan software ontdekt door bedrijfsleven en overheid, met als gevolg een steeds grotere vraag naar automatiseerders. Die grotere vraag verleidde softwarehuizen om massaal mensen versneld op te leiden. In feite zijn daardoor met name de softwarehuizen dé katalysator geweest voor de uitholling van de vakbekwaamheid. Zij hebben grote aantallen jonge academici van zeer uiteenlopende pluimage aangenomen, waaronder zelfs theologen en classici, met een ondertoon van ‘gebrek aan een degelijke IT-scholing is geen bezwaar’. Zij zorgden zelf wel voor de noodzakelijke omscholing. In het begin waren dat uitgebalanceerde intakecursussen. Maar onder druk van de grote vraag en het geldelijk gewin werden die cursussen steeds korter en steeds lichter. Daar lag in feite de oorzaak van het roemruchte Jaar 2000-probleem, het grootste IT-schandaal van de vorige eeuw.

Er werd weinig geïnvesteerd in echte innovaties, de winstmarges waren hoog en de geloofwaardigheid in echte kwaliteit, in echt commitment werd regelmatig geschaad. Kortom, ondanks de hoge winsten, werd er bedroevend weinig geïnvesteerd in de professionalisering van het vakgebied.

Over de hill (consequenties van offshoring werden niet begrepen)
In de tachtiger jaren is door seminarinstituten veel geld verdiend met verhaaltjes over de automatisering van de automatisering. Dat zou de grote professionaliteitsdoorbraak zijn, een enorme efficiencyverbetering. Maar dit bleven luchtkastelen, want de grote softwarehuizen weigerden om in dit concept ook maar één stuiver te investeren. Zij hadden er belang bij dat alles bleef bij het oude, immers wat is zo risicoloos als body shopping? Daardoor bleef automatiseren handjeswerk. Toen ineens bleek dat de handjes in India veel goedkoper waren, werd de offshoring geboren.

In feite is offshoring het meest significante symptoom, dat de automatisering is blijven hangen op het niveau van handjes. Elke andere industrie ligt straatlengtes voor in de mechanisering en automatisering van haar primaire processen.

Een andere professionaliteitsmisser is SOA. De essentie achter SOA is, dat er kleine bouwstenen worden ontwikkeld die soepel kunnen worden ge(her)configureerd tot grotere gehelen. Dit idee komt al voor de vierde keer langs in de IT. Eerst werden in de jaren zeventig softwaremodules bedacht, vervolgens in de jaren tachtig objecten (het OO-tijdperk), daarna in de jaren negentig componenten en in het eerste decennium van deze eeuw verschenen de (web)services aan de horizon. Trouwens, voor dit decennium worden het naar alle waarschijnlijkheid actoren, een soort gestandaardiseerde agents, die op eigen initiatief het web zullen gaan afstropen voor hun baas.

Keer op keer rijst de vraag: hoe worden dergelijke bouwstenen gespecificeerd? De centrale vraagstelling ‘coupling and binding’ die Constantine en Myers in de zeventiger jaren trachtte op te lossen, zijn wij steeds weer opnieuw aan het bestuderen. En steeds weer vanaf scratch, door steeds weer nieuwe generaties. Maar ja, dat hoort in een bodyshop-cultuur.

Hebben softwarehuizen nog bestaansrecht?
Veel softwarehuizen noemen zich tegenwoordig informaticabureaus, klinkt chiquer. Op zoek naar omzetvergroting en klantenbinding zijn zij tevens consultancywerkzaamheden gaan verrichten. Dat zogenaamde meedenken is vaak een teken dat er niet concurrerend software kan worden geleverd. In feite probeert het softwarehuis dat te compenseren met iets dat de klant niet echt nodig heeft, althans niet van een softwarehuis. Sommige softwarehuizen maken het zo ‘knus’ dat ze spreken over een gezamenlijke businessomgeving. Het is tegenwoordig modern om alles samen te doen. Van vroeger herinner ik mij nog de melodieuze mantra: ‘De NMB denkt met u mee’. Bij een bank leek dat wellicht nuttig, maar bij een softwarehuis zou ik zeggen: ‘laat maar zien wat je echt kunt en meedenken op mijn kosten stel ik niet echt op prijs’.

Veel grote softwarehuizen lijken op dinosaurussen die door te veel managementlagen en te veel stafafdelingen, niet meer lenig genoeg zijn om moderne ondernemingen adequaat te dienen op IT-gebied. In een slanke onderneming heb je maar een zeer beperkt aantal businessconsultants, architecten en projectleider(s) nodig om de IT te regelen, de rest kan worden geoutsourced. Dat geldt in feite ook voor softwarehuizen.

Er is nog steeds een structureel tekort aan vakbekwame IT’ers, daar helpt geen enkele offshoring iets aan. Het feit dat IT een zeer moeilijk vak is, waarvoor niet iedereen in de wieg is gelegd, wordt helaas nog steeds niet onderkend. In feite heeft de wereld nog steeds behoefte aan vakbekwame IT’ers, niet aan softwarehuizen. IT’ers kunnen zich tegenwoordig zelf aanbieden via websites tegen tarieven die interessanter zijn voor klanten en waarvan zij zelf veel meer kunnen overhouden.

Kunnen softwarehuizen zich nog op tijd heruitvinden? Ik ben bang dat het voor de meeste softwarehuizen al te laat is. In de vette jaren vonden zij het zonde van hun geld om zich te professionaliseren; nu in de magere jaren hebben zij het geld niet meer om volwassen te worden.

Daan Rijsenbrij, www.Rijsenbrij-Academy.nl

 

 

 

32 REACTIES

  1. Daan, een prima verhaal met een somber einde. Zien wij hier niet de parallel met allerlei andere maakindustrie, van vlucht naar low-cost om dan uiteindelijk te eindigen in high-productivity met grote investeringen. Ik heb zelf het beeld dat de weg naar volwassenheid voor de informatieverwerking nog niet voor de helft is afgelegd. Ben zelf voor de langere termijn optimistisch over bureau’s van specialisten die in staat zijn echte afstemming tussen bedrijfsdoelen, organisatie, bedrijfsprocessen en informatiesystemen tot stand te brengen. Soms lukt dat een beetje.

  2. Ik herken het verhaal zeker en Pieter zijn toevoeging is op zijn plaats. Daar waar markten volwassen geworden zijn (auto, vliegtuig, etc…) is dat een feit. Een auto maken is tegenwoordig niets anders dan vooral in het design en innovatie je label in de markt zetten: de rest van de auto is pure assemblage, Maar, de auto-industrie is verreweg de meest gestandaardiseerde industrie die er is. Gemiddeld bestaan er 2 van binnen-uit-verstelbare-buitenspiegels die vermoedelijk over 50:50% van de gehele automarkt wordt gebruikt. Zo ook voor sturen, pedalen, ruiten, etc….
    Helaas onze (ICT)industrie (zeker in combinatie met de business) is nog lang niet zo ver. Het is al verdomd moeilijk om de link tussen “business” en ICT te visualiseren. Laat staan dat er standaarden zijn.

    En nu hoor ik wel allerlei collega’s denken: “Bcon (tbv energiemarkt). ETOM (tbv Telecom markt), in de bankwereld bestaan ze ook voor de domeinen betalen, verzekeren, hypotheken, de overheid heeft de frameworks NORA, PETRA en GEMMA.
    Het eenvoudige feit dat deze frameworks bestaan zegt helemaal niets over het gebruik ervan. Ze worden iig niet (heel hard) afgedwongen, behalve als het echt niet anders kan. Deze multidomein frameworks acteren overigens op verschillende niveaus van het beschouwingsgebied: sommige zijn niets meer en minder dan high-level waardeketenschema’s, andere detail technische voorschriften (voor koppelvlakken bijv.).
    De generieke architectuur frameworks zoals Togaf, DYA en BIP zijn weer veels generiek en laten te veel vrijheden.

    Dit beeld van mij komt door 2 redenen:
    – ICT-ers (maar ook business mensen) hebben typisch menselijke eigenschappen inherent aan hun beroep
    – commercialiteit!

    Ik zeg altijd dat ICT-Infrastructuur mensen (dus diegene die zich bezighouden met servers, clients, netwerken, storage complexen) overdreven “pielers” zijn. Ze willen alle vinkjes en configuratie scriptjes aan en uit zetten. Dat zit in hun aard.
    Software ontwikkelaars – in mijn optiek – hebben het credo “not invented here!” – en sluit helemaal aan bij Daan’s verhaal.
    “Business mensen” doen net alsof hun vakgebied (telecom, finance, overheid) zo bijzonder is, dat er echt geen overeenkomsten zijn.
    In dit vaarwater kunnen commerciële bedrijven natuurlijk prima een wig drijven en daar geldelijk gewin uit halen. Net zoals in de muziek (alle melodieën zijn al een keer bedacht en gespeeld), zijn volgens mij alle algoritmen al eens bedacht en uit geprogrammeerd (in meerdere programmeertalen). Dus een software programma in elkaar zetten, zou niets anders moeten zijn dan een assemblage van bouwstenen.

    Terug naar de al gestandaardiseerde industrie√´n. Al in de jaren 30 introduceerde Ford de “lopende band” en dat was het begin van de standaardisatie van de auto industrie. Het heeft nog wel tientallen jaren geduurd voordat ook de menselijke fysieke arbeid tot bijna 0 is gereduceerd. De reden om √ºberhaupt te standaardiseren, was puur vanuit een kostenoptiek gedaan: niets meer en niets minder.

    In ons vakgebied is dat gebeurt door “gestandaardiseerd werk” naar India en China te sturen. Helaas daar stijgen de prijzen ook van arbeid. Vroeg of laat werkt dat model niet en zal je aan een serieus paradigma verschuiving moeten denken, de daadwerkelijke standaardisatie van de industrie. Daarmee zal er een aardsverschuiving ontstaan in de software ontwikkelwereld.

    Overigens opent dat mogelijkheden om daadwerkelijk eens de “business” aan de ICT te verbinden. De ICT is dan immers gestandaardiseerd en heeft veel beter voorspelbare uitkomsten, waardoor de heren “business managers” zich niet meer kunnen verschuilen achter hun “bijzondere markten”‘ en “dat ICT toch alles verkloot”. Ook daar kunnen dan eindelijk echte frameworks worden ontwikkeld, waar je niet om heen komt. Misschien dat dan eindelijk eens duidelijk wordt hoe “weinig bijzonder” veel organisaties in essentie eigenlijk zijn!

  3. Je slaat de spijker op de kop. De generieke voorzieningen in IT land worden al veel te lang als premium dienst verkocht.
    De analogie met de dinosaurus is helemaal terecht.
    Dit soort bedrijven hebben de langste tijd gehad. Het is niet de vraag of ze ophouden te bestaan maar wanneer ze de spreekwoordelijke pijp aan Maarten geven.

    Zoals zoveel gaat ook in de ‘automatisering’ (om nog maar eens een ouderwetse term te bezigen) veelal de cyclus op. Je hebt zelf de nodige voorbeelden genoemd. Het wordt tijd dat de opdracht echt als zodanig gaat optreden.

  4. Daan, ik heb je artikel drie keer gelezen.

    De 1e keer dacht ik, hij slaat de spijker op zijn kop. Ik heb voordat ik de oversteek maakte naar de overheid zelf 15 jaar in de softwarehouse wereld gewerkt, en zowel vanuit die hoek, als later vanaf de andere kant, heb ik waargenomen wat jij ook waarneemt. In software houses draait het om body shoppen. De rest is franje.

    De 2e keer dacht ik, het lijkt wel alsof je de verantwoordelijkheid voor het professionaliseren van IT ontwikkeling bij de software houses legt, en daarmee ook het falen … alsof ze die verantwoordelijkheid hadden of hebben, alleen omdat ze dat pretendeerden . Dat is natuurlijk niet zo, wij hebben het met zijn allen, als maatschappij en samenleving en bedrijfsleven en politiek goed gevonden dat we knollen voor citroenen verkocht werden.

    De 3e keer dacht ik, hoe gaat dit artikel ons helpen? Is het niet veel meer de vraag waarom het ons niet goed lukt om het vak naar een hoger niveau te tillen (waarbij de de vlees-pushers, hier of “off shore”zich dan wel vanzelf wel uit de markt zouden prjizen)? I

    Ik vraag me ernstig af welk belang er gediend wordt met de huidige gang van zaken. Dat belang moet er zijn. Net als in de gedragstherapie … destructief gedrag houdt zich zelf in stand, heeft altijd een reden tot voortbestaan. Wat dan, is in dit geval de reden dat wij met zijn allen de huidige onbevredigende gang van zaken laten voortbestaan? In het antwoord of die vraag ligt wellicht ook de sleutel voor verandering.

  5. Daan,

    In 1991 ben ik bij Cap Gemini vertrokken. Toen was het fenomeen dat jij beschrijft mij al bekend. Waarom heeft het zolang geduurd voor jij tot het inzicht bent gekomen dat het alleen bij de software houses gaat om body shoppen teneinde veel geld te kunnen verdienen? Het vak O&I en dat van de IT-er interesseert het softwarehouse geen zak. Maar ook de markt oefende geen druk uit om te professionaliseren. Dat is in de autoindustrie wel anders. Geldt by the way ook voor andere industrieën. Voor de noodzakelijke verdere professionalisering van het O&I en IT vak is het noodzakelijk dat de markt goed gaat werken, klanten deskundiger worden waardoor een softwarehouse geen kans meer krijgt een body te shoppen.

    Groet,
    Harry P.M. Haagen

  6. Beste Daan, ik vind je verhaal zuur en ook wel een tikje rancuneus. De door jou verguisde IT-bureaus hebben een klimaat geschapen waarin vakbekwaamheid, inclusief methoden, technieken en tools kon worden ontwikkeld.

    Daar heeft menigeen een dikke – al dan niet met een hoogleraarschap beklonken – carrière op kunnen baseren.

    Bedrijfstransformatie met behulp van technologie is complex en veelomvattend. Organisaties die daarmee aan de slag willen, zijn meer dan ooit gebaat bij serieuze partners die ‘end-to-end’ meedenken, bereid zijn om verantwoordelijkheid te nemen en alle aspecten van de verandering durven te bestrijken. Het beeld dat je schetst van een slanke organisatie die met een klein team van hoogwaardige specialisten al het andere werk uitbesteedt, leidt tot een klassieke vorm van vraag en aanbod: een archaïsche visie die geen recht doet aan de diepe verwevenheid van technologie en bedrijfsvoering anno 2012. Ook jouw perceptie van offshore – het gaat nog steeds alleen maar om de handjes – is tenenkrommend achterhaald.

    Dat er een structureel tekort is aan vakbekwame IT’ers, is overigens duidelijk. Ik ben razend benieuwd hoe een wereld waarin het iedere IT’er voor zichzelf is – omdat je dan zelf meer verdient en de klant minder betaalt – dit probleem gaat oplossen. De door jou beschreven ‘softwarehuizen’ (leuk om die term na al die jaren weer eens te zien) zijn en blijven de kweekvijver van IT-talent. Dat het extreem lastig balanceren is tussen eroderende prijzen en de noodzaak om te investeren in R&D en opleidingen, is daarbij evident. Dat mag de markt zich als geheel aantrekken.

  7. Ron,

    Dank voor jouw commentaar. Ik vind het jammer dat jij kritiek op mij en kritiek op de inhoud van mijn blog niet kan scheiden. Om het politiek te beantwoorden: ‘ik herken mij niet in de termen ‘zuur’ en ‘rancuneus’. Ik vind trouwens dat dergelijk taalgebruik niet hoort bij een technology guru van jouw formaat.

    Ik verguis de IT-bureaus niet maar schets op objectieve wijze wat er de afgelopen 50 jaar is gebeurd. IT-bureaus hebben niet het klimaat geschapen waarin vakbekwaamheid, methoden, technieken en tools konden worden ontwikkeld, zij hebben ingespeeld op de behoefte aan voornoemde zaken. Zij hadden daarbij best een spade dieper kunnen gaan. Voorts, zoals jij weet, zijn veel methoden, technieken en tools ontwikkeld op kosten van bepaalde klanten.

    Gespecialiseerde partners zijn belangrijk bij complexe bedrijfstransformaties. Maar daarbij denken wij, naar ik hoop, aan kleine, slagvaardige externe bureaus van tussen de 50 en 100 personen.
    Het zou een zegen zijn voor de klanten als er een duidelijke scheiding komt tussen dergelijke bureaus, bouwers (high performance softwarehuizen) en wellicht onafhankelijke architectenbureaus. Dat maakt het voor de klant duidelijker wie voor wat staat.

    De diepe verwevenheid tussen technologie en bedrijfsvoering anno 2012 is veroorzaakt door de technology push die door IT-leveranciers in stand wordt gehouden en waar klanten jammer genoeg nog steeds aan verslaafd zijn.
    Ik bestrijd jouw stellingname dat mijn perceptie van offshore ‘tenenkrommend achterhaald’ is. Ik heb meer het idee dat hoe de westerse wereld omgaat met de potentie van de offshorelanden bijna neokolonialistisch aandoet. Voorts vroeg ik aandacht voor de automatisering van de automatisering, daar ligt de echte productiviteitsverbetering (zie mijn artikel uit 2007 ‘Offshoring van applicatieontwikkeling is omkeerbaar’ in het maandblad Informatie)

    Het wordt niet ‘iedere IT’er voor zichzelf’. In een wereld waar social media steeds meer gaan domineren, krijg je levendige tijdelijke samenwerk- en samenstudeerverbanden. Het denken in grote softwarehuizen is nogal erg vorige eeuw’s. Juist door de social media kan het motto ‘small is beautiful’ een nieuwe betekenis krijgen.

    Elke groep die enthousiast bezig is kan een kweekvijver van IT-talent zijn. In het digitale tijdperk ontstaan dergelijke groepen spontaan op het web.

    Ik begrijp niet dat de markt het zich moet aantrekken dat het extreem lastig is te balanceren tussen eroderende prijzen en de noodzaak om te investeren bij softwarehuizen, zoals jij stelt. Gaan jullie subsidies aanvragen bij de overheid of willen jullie weer dat de klant gaat meebetalen aan de professionalisering van het vakgebied.

    Vriendelijke groet,
    Daan.

  8. Harry,

    Ik ben het met je eens dat de markt best hogere eisen mag stellen aan softwarehuizen. Zou louterend kunnen werken voor de softwarehuizen zelf.

    Daan.

  9. Pieter,

    De weg naar volwassenheid van de ‘informatieverwerking’ is nog nauwelijks betreden: professionalisering van vakbekwame medewerkers, verregaande automatisering van het maakproces, meer-eisende opdrachtgevers om maar een paar verbetergebieden te noemen.

    Ik ben het niet met je eens dat het einde somber is. Uit de as van de softwarehuizen zullen nieuwe slagvaardige bureaus oprijzen. En sommige softwarehuizen kunnen nog jaren teren op hun momentum.

    Groet,
    Daan.

  10. Hoi Daan,

    Mooi stuk over de opkomst en ondergang van de software huizen. Ik ben echter van mening dat er nog een element is dat niet in je blog is opgenomen. De software huizen hebben het namelijk ook heel druk gehad met alle kennis en ervaring buiten de deur zetten. Deze zeg 50+ groep is dus voor zichzelf begonnen (al dan niet gedwongen door ontslag) waardoor de software huizen blijven zitten met de in hun ogen rendabele young professionals (goedkoop in onderhoud en duur voor de klant) die echter niet de noodzakelijke kennis en ervaring hebben om de software huizen bij de klant te houden en binnen te komen. Immers ze hebben hun eigen concurrent gecreëerd (met de ervaring die ze buiten de deur gezet hebben) die veel meer kennis en ervaring in huis heeft dan de grote software huizen. vandaar dat ook veel meer klanten kiezen voor de ZZP-ers en kleine bedrijfjes die niet alleen veel meer kennis en ervaring hebben maar die ook veel meer gedreven zijn en tegen lagere tarieven beter werk verrichten. Voorbeeld hiervan is de NS waar geen grote partijen meer aan de slag kunnen komen en men het alleen met die groep doet.

    Met vriendelijke groet

    Hilco kalmijn

  11. Beste Daan,

    We hebben in het verleden natuurlijk wel vaker gediscussieerd over het Рop zich heel aantrekkelijke Рidee van een hoogwaardig ‘architectenbureau’ als voorkant van een geoliede productiemachine. Het blijft mij teveel de klassieke scheiding tussen vraag en aanbod, en dat doet geen recht aan de manier waarop technologie verweven is in alle aspecten van de bedrijfsvoering.

    Dat laatste effect overigens afdoen als de schuld van leveranciers die de arme business verslaafd hebben gemaakt aan informatietechnologie: dat zit een beetje tegen het cynisme aan.

    Ik nodig je verder van harte uit om weer eens bij ons te komen kijken hoe het er met onze ‘neokoloniale activiteiten’ in India voorstaat, mogelijk verrast het een en ander je.

    Industrialisatie – inclusief de automatisering van de automatisering – is bij dit alles overigens inderdaad onvermijdelijk om het gewenste productieniveau te bereiken.

    Dat we vroeger of later – gedreven door de technologie-push van de leveranciers natuurlijk – veel meer virtueel gaan samenwerken, is zeker. Vooralsnog is het momenteel nog heel vaak het ego dat eerst voorop staat – een simpel economisch gegeven – maar de prachtige visie van tijdelijke samenwerk- en zelfs studeerverbanden ga ik met veel belangstelling volgen.

    Vind je het echt heel vreemd dat de klant zou meebetalen aan een hoger niveau van het IT-vakgebied? Zoals je ongetwijfeld nog wel weet, is een ‘softwarerehuis’ als Pandata ooit uit de behoefte aan hoge kwaliteit IT-dienstverlening van een aantal grote klantorganisaties ontstaan. Ik zie nu een zichzelf voedende cyclus van roofbouw ontstaan, waarin klantorganisaties steeds meer naar het laagste tarief zoeken, waarbij vroeg of laat elke rek voor professionele ontwikkeling eruit is.

    Met vriendelijke groet,

    Ron Tolido

    p.s. Je moet van een ‘technology guru’ maar niet teveel politiek correct taalgebruik verwachten. Ik waardeer de discussie ten zeerste.

  12. Beste Daan,

    Leuke blog! Wij zien deze trend ook. Wij denken dat de traditionele softwarehuizen vervangen worden door ‘solution-based-service-hubs’. Het woord ‘huis’ stamt uit de jaren 90 en staat synoniem voor een afgesloten stuk beton waarin een homogene groep hun dagelijkse kunstje doet.
    Wat we gaan zien zijn hubs, variabel, flexibel en schaalbaar waarin professionals werken en in een open risk-reward setting deelname aan projecten. Projecten voor klanten. Klanten die willen betalen voor een oplossing, een service, een value-added dienst.

    Vriendelijke groet,
    Lucien

  13. Hilco,

    Je snijdt terecht een groot gevaar aan voor de kwaliteit van de huidge softwarehuizen: het weglekken van ervaringen van de oudere professional. Jammer genoeg hebben softwarehuizen nooit het ‘Meester-Gezel’-principe gehanteerd voor ervaringopbouw middels training-on-the-job.
    Daar zou je veel oudere vakbekwame IT’ers voor kunnen gebruiken die hun salaris, zelfs in factuurabele constructies, meer dan goed kunnen maken.

    Groet,
    Daan.

  14. Hallo Daan, Hallo Ron,

    Dit gaat in wezen over de vraag of particuliere ondernemeningen (in de IT in dit geval) voldoende aan kennisontwikkeling doen. Natuurlijk is meer altijd beter, maar wat mag je verlangen? Onze concurrentie-economie beloont bedrijven doorlopend voor korte termijnbeleid (in de praktijk meestal het claimen van marktaandeel). De andere kant daarvan is dat diepte-investeringen, in bijvoorbeeld kennisontwikkeling, worden ‘afgestraft’ via hun inherent hoge technische en financiële risico’s:
    • hebben we straks nog wel geld wel om de R&D succesvol af te ronden?
    • worden we niet door onvoorspelbare technische innovaties rechts ingehaald?
    • hoe lang gaat het ueberhaupt duren voor dit R&D-project commercialiseer zal zijn?

    Omdat dat zo werkt, zou kennisontwikkeling (mede) een taak voor de overheid moeten zijn, maar die pakt dat in Nederland helaas nogal slapjes op. Maar of dat ‘de ondergang van de softwarehuisen’ teweeg zal brengen? Ik betwijfeld het.

    Waarschijnlijk is juist diepere kennis en de daaruit voortkomende effectievere technologie uiteindelijk veel bedreigender voor de IT-dienstensector.
    Is de tendens niet dat nieuwere technologie steeds minder personele inzet nodig heeft? Kijk naar de cloud-ontwikkeling en naar de verdringing van maatwerk door kant-en-klare apps.

    Mvg

    Rolf

  15. Even een korte heftige reactie. Niet als voorzitter van het NAF. Maar gewoon mijn persoonlijke mening. Ik heb aan de leverancierskant en aan de gebruikerskant gewerkt. Bij eindgebruikers heb ik de laatste 20 jaar the rise and fall and rise van architectureel denken en professioneel IT-vakmanschap zien voorbijtrekken. Mede door de vele manieren van outsourcing, nearshoring, BPO etc. is de rol van een softwarehouse dat van tussenhandel geworden. En tussenhandel heet niet voor niets tussenhandel. Die gaan er op termijn tussenuit. Eindgebruikers moeten daarvoor wel volwassener worden in hun IT-discipline; daar ligt een kernprobleem. Tot het zover is brengen ze uit financiële balans problemen hun IT-inspanningen elders onder. Dat lijkt goedkoper. Maar is dat echt zo?

  16. Lucien,

    Ik vind jouw opmerking dat softwarehuizen wellicht worden vervangen door ‘solution-based-service-hubs’ interessant en veel belovend. In feite sluit dit aan bij de hele app-trend. Ik voorzie een toekomst waarin slimme, ondernemende IT’ers uitdagende app’s ontwikkelen en die via een hub aan de vrije markt aanbieden.

    Dat jij het woord ‘huis’ associeert met een ‘afgesloten stuk beton’, doet mij door associëren naar legacy: ‘een in beton gegoten stuk applicatie’.

    Groet,
    Daan.

  17. Beste Frank,

    Jouw reactie is dan wel ‘kort en heftig’ zoals jij dat betitelt, maar niet minder waardevol.
    Jouw betiteling van softwarehuizen als tussenhandelaren biedt een nieuwe frisse kijk in deze blog. Tussenhandel is zeer nuttig, maar dan vanuit kleine, slagvaardige bureaus die weten waar Abraham de mosterd haalt.

    En jij hebt volkomen gelijk: veel tussenhandel verdwijnt dat zien wij nu al bij de reisbureaus die rechts worden ingehaald door het web.

    Groet,
    Daan.

  18. Niet zo somber mannen. En niet te bijdehand als de toekomst eenmaal verleden is geworden. Toen leek het toch een goed idee? Als alles in √©√©n keer goed gaat is er voor minder mensen werk, en ik gok dat dat werk op veel punten minder leuk is. Was “goed kunnende puzzelen” (schaken is toch een edele puzzel) niet vanaf het begin een selectiecriterium dan wel onderscheidend kenmerk van deze nimmer voldoende geprezen groep professionals?

    Net zomin als we de banken de schuld moeten geven van de economische crisis, moeten we de softwarehuizen de schuld geven van het gebrek aan softwarekwaliteit. Daar waar het persoonlijke kenmerk hebberigheid Рen niet alleen van de bankiers! Рde worteloorzaak is van de economische crisis, is deze ook, in combinatie met intellectuele luiheid Рen niet alleen van de commerciële directeuren van de softwarehuizen! Рde oorzaak van een nog immer bestaand gebrek aan softwarekwaliteit.

    Blijft de vraag hoe erg dat is.

  19. Rolf en ook Inge,

    Diepere kennis hoort traditioneel te komen van de universiteiten, maar daar zie ik nog onvoldoende interesse voor de praktische IT-problemen bij bedrijven en overheidsinstellingen.

    Het (te) grote aantal IT’ers in de wereld, is een teken dat wij duizenden malen hetzelfde probleem aan het oplossen zijn. Veel inspanning van IT’ers kan worden weg geautomatiseerd, lijkt mij.

    @Inge: Zoals jij in je tweede leesronde aangeeft, hebben de klanten ook boter op hun hoofd. De spoeling werd door de softwarehuizen verdund door het massaal aannemen van jonge mensen, die (te) snel werden omgetoverd naar automatiseringsdeskundigen. Dat vonden klanten niet erg want in die tijd waren klanten allang blij als een softwarehuis iemand wilde leveren.

    Als ik eerlijk ben hebben die softwarehuizen massaal mensen omgeschoold omdat het reguliere onderwijs (universiteiten en HBO’s) veel en veel te weinig IT’ers leverden.
    Er zijn veel rapporten geweest van het ministerie van Economisch Zaken waarin al 30 jaar lang wordt geconstateerd dat het onderwijs en onderzoek in IT op alle lagen meer prioriteit zou moeten krijgen. Maar de reactie van EZ was structureel dat het bedrijfsleven dat maar moest oppakken.

    Groet,
    Daan.

  20. Wessel,

    Dank voor jouw open brief die als separate blog op 7 oktober op deze site is geplaatst. Naast de commentaren onder mijn blog, zie ik veel discussies in belenende ‘linked in’-groepen en krijg veel positieve commentaren per email. Die laatste categorie zijn professionals die het roerend met mij eens zijn , maar die nu en plein publique dat niet kunnen / willen stellen.

    Op mijn impliciete vragen (1) hebben softwarehuizen toekomst?, (2) is het aanname- en opleidingsbeleid in de vorige eeuw goed geweest? En (3) kunnen we automatisering automatiseren?, zijn jouw antwoorden ‘ja, ja, nee’. Na zorgvuldig doorlezen van mijn blog en tegen de achtergrond van bijna 45 jaar intensief werken met IT, blijft mijn oordeel ‘neen, neen, ja’ Dus volop plaats voor discussie.

    Zoals ik in mijn commentaar op enkele blogreacties heb gesteld: ‘de klassieke softwarehuizen passen niet meer in de dynamische, digitale wereld van vandaag’. Uit de as van de huidige softwarehuizen zullen kleine, slagvaardige bureaus ontstaan (50 tot 100 man groot), die als een soort intermediair gaan functioneren tussen de softwarefabrieken (near en off shore) en de klanten. Gezien het momentum dat sommige softwarehuizen nog hebben, zal de overgang naar een dergelijke toekomst – jammer genoeg Рnog wel wat doorlooptijd vergen’.
    Er wordt trouwens veel en veel meer software gemaakt op deze wereld dan werkelijk nodig is. Zoals ik op 4 oktober stelde: ‘Het (te) grote aantal IT’ers in de wereld, is een teken dat wij duizenden malen hetzelfde probleem aan het oplossen zijn. Veel inspanning van IT’ers kan worden weggeautomatiseerd’.
    Voor de klant zou het landschap van de leveranciers overzichtelijker worden als de volgende, juridisch separate, ondernemingen zouden kunnen worden onderkend:
    (1) architectenbureaus, (2) integrators, (3) softwarefabrieken, (4) providers inclusief cloud leveranciers en (5) hoogwaardige adviesbureaus. En ik zou zeggen: ‘schoenmaker blijf bij je leest’, oftewel leveranciers: ‘ga niet een ondoorzichtig mengelmoesje van diensten en producten aan de klant aanbieden’.
    De integrator is dus de opvolger van het huidige softwarehuis. Deze gedachtegang is een bijna triviale conclusie uit onze streven zwaar te standaardiseren zowel op het technische vlak als wat betreft de functionele behoeftes gedecomponeerd naar functionele bouwblokken (het ‘legoliseren’ van de benodigde software).

    Het door Pandata ontwikkelde SDM 2, het lineaire systeemontwikkelmodel, is het Latijn onder de ontwikkelmodellen. Als je dat echt goed doorgrondt, begrijp je elke ander systeemontwikkelmodel. Het systeemontwikkelmodel dient wel lichtelijk te worden gereviseerd als wij overstappen op het assembleren uit collecties via het web te kopen / te huren standaardbouwblokken. De grootste impact zal een dergelijke benadering hebben op de tegenwoordig zo populaire Scrum-aanpak.

    Het falende opleidingsbeleid in de vorige eeuw, kan niet alleen bij de softwarehuizen worden neergelegd. Dat verwijt moet je neerleggen bij ons onderwijsstelsel. Softwarehuizen waren / zijn immers commerciële bedrijven onder het motto ‘goed (winstgevend op de korte termijn) is goed genoeg?

    Het drama in de hele softwaresector is dat alles dat mogelijk naar korte termijn winst ruikt, direct als hype wordt aanbeden. Je zou toch zeggen dat na het uiteenspatten van de internetbubbel, de klant toch wat voorzichtiger zou zijn geworden. Maar neen, daarna werden we nog getrakteerd op de natte dromen genaamd ‘second life’ en ‘cloud’. Beiden zijn in essentie blijvertjes, maar niet in die opgeblazen vorm die leveranciers ervan gemaakt hebben.

    Wessel, stel jij dat mensen uit de wat jij noemt ‘softe’ studies zijn binnen gestroomd in de softwareontwikkeling? Dat geeft een heel andere kijk op het woord ‘software’. Sommige van mijn vrienden dachten vroeger nog dat met software damesondergoed werd bedoeld.

    Guru’s kwamen uit India zoals jij aangeeft. Vroeger was een guru een Meester waar je naar diende te luisteren, waar je inzicht van kon ontvangen. Maar door diezelfde hebzucht naar geld en roem als waardoor de softwaresector is getroffen, heeft ook het ‘beroep’ van guru geërodeerd. Er zijn meer charlatans dan Meesters onder de spirituele gurus.

    Ik ben het niet met je eens dat er serieus wordt nagedacht over de competenties in de IT. Als ik de wildgroei in de architectentitels zie, vraag ik mij wel eens af wat kunnen al die professionals eigenlijk?

    Ik ben het grondig met jou oneens over jouw uitspraak over de automatisering van de automatisering. Dit heeft niets te maken met het in kaart brengen van de wellicht onlogische bedoelingen van de klant. Daarvoor hebben wij architecten en functioneel ontwerpers. Automatisering van de automatisering gaat over softwareontwikkeling.

    Ik moet nu gaan sporten, anders had ik nog tien pagina’s vol geschreven over jouw open brief. Wellicht een aardig onderwerp voor een open debat in de fysieke wereld.

    Groet,
    Daan.

  21. In de jaren 80 – 90 van de vorige eeuw bij de opkomst van de standaardsoftware pakketten waren er ook veel ‘wijsneuzen’ en doemdenkers die dachten dat een beroep in de IT geen toekomst had. Ik denk dat we mogen stellen dat ze het bij het verkeerde eind hebben gehad.

    De toekomst van IT ziet er volgens mij geweldig rooskleurig uit. Toepassingsmogelijkheden lijken haast onbeperkt en voor het realiseren ervan zijn veel verschillende expertisegebieden en business modellen nodig. Hierbij is er ook voldoende plaats voor de zogenaamde softwarehuizen, hoewel volume en vorm van deze softwarehuizen zullen veranderen. Maar ja, voor welke organisatie geldt dat niet…

    Vriendelijke groet,
    Leon Dohmen

  22. Beste Daan,
    Hoewel ik me grotendeels kan vinden in je historische analyse, denk ik dat de rol van de markt onderbelicht wordt. Bodyshopping is grotendeels een verhaal van schaarste en tegelijkertijd een bijzonder Nederlands fenomeen. In het kort: waar men in andere landen IT-activiteiten bij voorkeur zelf uitvoert of in projectvorm (dan wel zijn geheel) uitbesteed, hebben we in Nederland uitzendarbeid (in brede zin) en detachering omarmd om in de flexibele arbeidsbehoefte te voldoen.
    Dat dit model is ingestort heeft vooral de maken met de structurele lage economische groei waar we in het westen nu op Japanse wijze structureel mee te maken hebben en hoe overheden en met name grote bedrijven hierop reageren. IT-uitgaven worden steeds meer structureel aangepakt. De vraag naar handen neemt direct af door bijvoorbeeld beter te kijken naar welke projecten toegevoegde waarde bieden en welke niet (en dit is uiteindelijk cruciaal voor “softwarehuizen”). Aan de andere kant wordt structureel gekeken of de flexibele schil niet anders kan worden ingericht.
    En dat kan. Hoewel er inderdaad een blijvende schaarste is naar vaardigheden, beschikt volgens mij zo’n 80% van de IT’ers, of we het nu over medewerkers van detacheringsbureaus, softwarehuizen, of ZZP’ers hebben, over vooral generieke skills. Slechts 20% beschikt over daadwerkelijke schaarse vaardigheden en die 80% zijn echt niet allemaal even bij- of om te scholen. Om die 20% moeten organisaties dus blijven vechten. Die 80% ga je niet meer zomaar bij een softwarehuis of detacheringsbureau inhuren, omdat je ZZP’ers met generieke vaardigheden nóg goedkoper kan krijgen en ze nog goedkoper op je eigen loonlijst kan zetten bij een langdurigere behoefte (denk aan tijdelijke contracten, maar ook aan de mogelijke flexibilisering van het ontslagrecht waar detacheerders en ZZP’ers pas echt nerveus van zouden moeten worden). Overigens, veel bedrijven die nu bodyshops vervangen hebben door ZZP brokers, zullen ook deze in toe toekomst de rug toe keren, zodra ze zelf een tevreden stemmende methode hebben om ZZP’ers direct in te huren.
    Als softwarehuis ben je wat mij betreft gedwongen om een bewuste keuze te maken voor schaarse, hoogwaardige skills – de generieke “lucht” zal er nog wel een tijd uit moeten blijven lopen Рen te bedenken hoe je deze vaardigheden kan inzetten om zoveel mogelijk toegevoegde waarde te creëren voor je klanten. En hier geef ik het stokje voor nu weer even terug aan de softwarehuizen.
    Peter Vermeulen, Pb7 Research

  23. Beste Daan Rijsenbrij,

    Een mooi en interessant stuk, wat uiteraard verder gaat dan opinie. Al jaren roepen wij, medewerkers in goede doelen/non-profit organisaties (over deze groep heb ik het specifiek) dat het niet logisch is om dure software aan te schaffen van softwarehuizen die primair uit zijn om winst te maken. In dat kader zijn wij al jaren bezig met Open Source en Open Standaarden waarbij wij de regie zijn gaan nemen, en niet die dure softwarehuizen. Interessant is dat, dankzij? de economische crisis ook profit bedrijven zich naar die ICT strategie aan het bewegen zijn. Uw artikel bewijst ook het gebrek aan een structurele regulering op dit niveau. Het is ongelofelijk dat een Universiteit met gemeenschapsgeld zijn geld niet aan onderwijs besteed maar aan dure Microsoft of SAP toepassingen. Het is te bizar voor woorden dat goede doelen organisaties dure “markt software” laat installeren. Naar mijn idee onderschrijft dat uw artikel. Het wordt namelijk ook hoog tijd dat de ICT serieus omarmt gaat worden in de bestuurslagen. En dus ook de ruimte gaat geven aan organisatie gebonden vaklui die de afzonderlijke werkprocessen met goede Open Source producten gaat faciliteren. Voorbeelden te over die succesvol zijn ge√Ømplementeerd! Wie gaat volgen?
    Hartelijke groeten,
    Leo Hart

  24. Peter,

    Interessant vind ik jouw retorische vraag of de flexibele schil (van benodigde IT’ers) niet anders kan worden ingericht. Graag zie ik daar wat antwoorden op.

    Ik ben het roerend met jou eens dat (te) veel IT’ers over vooral generieke skills beschikken. In mijn gesprekken als loopbaancoach benadrukte ik altijd: “zorg dat je iets kunt waar behoefte aan is en wat maar weinig professionals kunnen, dan kan je een hoog tarief vragen en hoef je maar relatief weinig uren te draaien”.
    Als architect mis ik voldoende creatieve, vakbekwame architecten. Maar het gebrek aan wat wij vroeger technisch ontwerpers noemden is wellicht nog veel groter, en dat los je niet op met wat slimme middelware producten.

    Ik riep al jaren geleden dat het softwarehuis waar ik werkte zich meer moest richten op hoogwaardige skills, maar dat vergt visie (waar gaat het vakgebied en de behoefte aan IT naar toe) en langdurige investeringen. En dat laatste was voor de gemiddelde manager bij een software met profit en loss verantwoordelijkheid minder aantrekkelijk voor zijn eindejaarsbonus. Ook de softwaresector is geteisterd door een foute bonuscultuur.
    In bovengenoemd softwarehuis hadden wij een haalbaar programma op de rails gezet onder de codenaam ‘program X’, waar een drastisch andere wijze van softwareontwikkeling werd geformuleerd. Helaas is dat programma halverwege gesneuveld door het makkelijke geld dat kon worden verdiend met het oplossen van het jaar2000drama en daarna de conversie naar de euro.

    Vraagje: Welke hoogwaardige competenties zie jij die klanten dienen te koesteren om op verantwoorde wijze IT te kunnen inzetten in het bedrijfsgebeuren?

    Groet,
    Daan.

  25. Beste Daan,

    Je stelde mij de vraag “Welke hoogwaardige competenties zie jij die klanten dienen te koesteren om op verantwoorde wijze IT te kunnen inzetten in het bedrijfsgebeuren?” Waar het volgens mij om draait is controle. En dan heb ik het niet over die krampachtige controle van het alles in eigen huis willen houden, maar dat je in staat bent om de informatiehuishouding in te optimaal aan te wenden – inrichten, aan- en bijsturen Рvoor de doeleinden van de organisatie. Daar waar standaardisatie en kosten-efficiëntie leidend is, zoals bijvoorbeeld vrijwel overal in de infrastructuur, is er geen noodzaak om het in eigen huis te houden, hoewel dat steeds meer een kosten-effectieve oplossing is nu het eenvoudiger wordt om medewerkers met deze generieke vaardigheden te werven en inhuur goedkoop is geworden. Het is natuurlijk wel zaak om controle te houden over de infrastructuur op een manier dat data voldoende beveiligd is, aan wetgeving wordt voldaan, continuïteit wordt geboden en natuurlijk flexibele toegang tot opslag en verwerkingscapaciteit.

    Ook voor een belangrijk deel van het applicatieportfolio geldt dat standaardisatie en kosten-efficiëntie leidend is en dat weinig specifieke vaardigheden noodzakelijk zijn om de boel aan de praat en draaiende te houden. Ook hier ligt de crux bij controle: verantwoordelijkheid kan je niet uitbesteden. De business moet IT aan kunnen spreken op de performance en dus moet IT ook uitbestede activiteiten kunnen aansturen. Niemand wordt beter van “vingerwijzen”.

    Als de controle op orde is, wordt het eenvoudiger om je als organisatie bezig te houden met die IT-zaken die het verschil maken in de business. Ik twijfel over de (her-)inrichting en optimalisatie van bedrijfsprocessen. Enerzijds is het cruciaal dat business en IT nauw samenwerken, anderzijds zit uiteindelijk in het “lean”-zijn weinig onderscheidend vermogen en blijken processen veel minder uniek te zijn dan bedrijven geneigd zijn te denken. Maar misschien is mijn twijfel voorbarig zolang organisaties nog grote slagen kunnen maken door de komst van nieuwe technologieën.

    Wat je echter vooral in huis wil hebben zijn competenties die disruptie (niet voor elke organisatie weggelegd) en innovatie met behulp van IT mogelijk maken. Tegelijkertijd kan je op dat vlak pas echt effectief zijn als je een constante stroom van verse inzichten binnen je organisatie haalt. Een mix van eigen medewerkers en buitenstaanders lijkt mij hier een noodzaak. Wat heb je m.i. dus vooral echt nodig in eigen huis? Medewerkers met sterke integratieskills en een “zakelijk bewustzijn”.

    Groet,
    Peter

  26. Peter,

    Dank voor jouw helder antwoord. Ik zou daar nog uitgebreid op kunnen reageren/amenderen, maar ik ben het in essentie met jou eens. Mijn tweede (en laatste in deze blogdiscussie) vraag luidt wat zou die klant dan moeten verwachten van het softwarehuis van de toekomst?

    Zoals ik reeds aangaf in het antwoord op de open brief aan Wessel zijn er mijns inziens vijf soorten leveranciers gewenst:
    (1) architectenbureaus (lokaal!),
    (2) integrators (lokaal?),
    (3) softwarefabrieken (wereldwijd),
    (4) providers inclusief cloud leveranciers (wereldwijd) en
    (5) hoogwaardige adviesbureaus (lokaal!).

    Groet,
    Daan.

    PS De integrator wordt volgens mij de rol van het huidige softwarehuis.

  27. Daan,
    Heel herkenbaar. Mij heeft altijd het gebrek aan innovatie bij de grotere softwarehuizen gefrappeerd. Bij kleinere bedrijven zag je wel meer innovaties, maar die hadden minder mogelijkheden voor grootschalige projecten. Grote softwarehuizen hebben m.i. alleen toekomst indien ze voor eigen rekening en risico applicaties gaan ontwikkelen op een zeer efficiënte wijze. Als een bedrijf zich richt op de bedrijfsprocessen en informatiemanagement, zal het zich moeten specialiseren op bedrijfs- of bedrijfstakkennis. Het is dan geen softwarehuis meer en dient andere competenties in huis te hebben. Het is voor een softwarehuis nauwelijks mogelijk zich te transformeren tot een goed adviesbureau voor bedrijfsregels- en bedrijfsprocessen.
    Met vr. groet,
    Piet de Kam

  28. Piet,

    Dank voor jouw waardevolle observatie.

    Praktische innovatie vind je doorgaans bij kleinere gespecialiseerde adviesbureaus en onafhankelijke architectenbureaus. Dat mag je niet vragen aan softwarehuizen, die dienen goede software te leveren tegen scherpe prijzen.

    Applicatieontwikkeling of bouwblokken voor applicaties horen mijn inziens te worden gebouwd in softwarefabrieken die wellicht off- en nearshore zijn gevestigd.

    Groet,
    Daan.

  29. Beste Daan,

    Aan de ene kant zullen veel “softwarehuizen”, zoals jouw voormalige werkgever, lang blijven lijken op hoe ze nu zijn: een combinatie van de vijf door jouw genoemde soorten dienstverleners plus arbeidsbemiddelaar. Dat heeft voor een belangrijk deel te maken met valide redenen als het spreiden van omzetrisico’s over de levenscyclus van IT en klanten die graag met een one-stop-shop werken, maar ook met de moeite die het kost om een tanker van koers te laten veranderen.

    Voor de softwarehuizen ben ik het met je eens dat de integrator-rol de sleutelpositie is (eigenlijk al een behoorlijke tijd). Afhankelijk van de klant is dit een lokale of internationale relatie. Dankzij die sleutelrol krijgt men de mogelijkheid om de keten van dienstverlening te beheren en besluiten, al dan niet samen met de klant, of eigen diensten of die van partners onder de motorkap gaan.

    In een cloud- en SaaS-wereld wordt de scope van de integrator-rol steeds groter (er moet steeds meer aan elkaar geknoopt worden), terwijl tegelijkertijd het eigen aandeel in de productie van (geïntegreerde) diensten afneemt. Naar alle waarschijnlijkheid zullen de meeste grote softwarehuizen daarom nog jaren blijven krimpen (in Nederland) zonder dat dat ten koste hoeft te gaan van de winstgevendheid. Hoe lang een “softwarehuis” met deze strategie vooruit kan, hangt af van het (on)vermogen van de industrie om standaarden te ontwikkelen om integratie van cloud-oplossingen te faciliteren en de evolutie van het on-premise applicatie landschap. Waarschijnlijk erg lang dus.

    Het “softwarehuis” staat voor een grote uitdaging. Niet omdat men niet inziet dat die integrator-rol de toekomst is, want dat hebben de meesten inmiddels wel door. Maar wel omdat het pijnlijk is om de consequenties daarvan te aanvaarden en strategische, impopulaire beslissingen te nemen met betrekking tot het afbouwen van activiteiten die in dit model perifeer worden.

    Groet,
    Peter

  30. Daan,
    Allereerst mijn opmerking dat de Overheid een open huis is dat software nodig heeft en ondanks alle in de vakbladen geëtaleerde ellende is er in de afgelopen decennia het nodige goede opgeleverd mede met hulp van daarvoor rijk beloonde softwarehuizen. In het bedrijfsleven gaat ook veel mis maar dat wordt niet aan de grote persklok gehangen. Momenteel lees en leer ik als een soort van herhaling maar ook als OU-cursus het boek van I. Sommerville met de titel Software Egineering en daar is de hoofdlijn dat het maken van goede software een veelkoppig lastig te temmen monster is dat altijd in team formaat geproduceerd moet worden en bijgehouden moet worden. Voor grote systemen in een dynamisch vakgebied is dat geen sinecure. Softwarehuizen kun je als vergelijking in ontwikkeling misschien zien als de oude fabrieken uit het begin van ons industriële tijdperk waar veel verspilling en vervuiling was. Dat zie ik de laatste decennia sterk veranderen. Ik moet constateren dat leveranciers en zelfs open source consortiums tot indrukwekkende prestaties komen in de combinatie van steeds snellere en kleiner wordende hardware met software en in de samenwerking met de cloud alles goed werkend door elkaar heen. Daar wordt door eigen softwarehuizen van leveranciers hard aan gewerkt. En dat regelmatig met inbegrip van wereld standaarden. Dat is eigenlijk tijdens ons werkzaam ICT-leven ongelooflijk snel gegaan. Een professional is natuurlijk nooit tevreden en ziet altijd verbeterruimte.

    In de industrie heb je nu ook nog grote fabrieken maar die werken bijna altijd met dynamische werkende toeleveranciers in een soort van celstructuur. Met Japanse concepten als Jit en dat zie ik in ons vakgebied ook gebeuren. Kijk maar naar het deelgebied beveiliging. Voor de samenhang in ICT zijn ook altijd grotere organisaties nodig die zorgdragen dat de samenhang tussen de vele hard- en software producten nuttig wordt uitgevoerd. Een commerciële drijfveer bij al die bedrijven zie ik als een onmisbare schakel in de gewenste ontwikkeling van onze duurzame digitale samenleving . De primair producerende organisaties waaronder de overheid ook valt hebben geen baat bij het organiseren van eigen ICT-productie afdelingen (voor de aanmaak en het gebruik, geen core business). Daar zal wel een regie functie nodig blijven en zal veel voordeel behaald kunnen worden met samenwerking en kennisdeling. ICT is een ongelooflijk veelomvattend vakgebied dat moeilijk is en blijft om te implementeren en passend te blijven gebruiken en te migreren. Het is eigenlijk een wonder dat het zo goed gaat, zeker met het wijd verbreide onmisbare gebruik van internet. Ik onderschrijf je stelling dat je goed opgeleide professionals moet hebben maar wat jij stelt voor de consultants geldt ook wel voor onze opleidingsinstituten die ook geen garanties geven dat de opgeleide studenten doen waarin ze opgeleid zijn (als ze al passend zijn opgeleid). En daar schiet het bij de overheid vaak te kort maar ook aan daadkracht. Kijk nu maar bij de ontwikkeling van zaakgericht werken bij de overheid. Er wordt met vele monden gesproken en KING kan dat maar moeilijk positief uitlijnen omdat bijna iedere gemeente met zijn politiek en medewerkers probeert te scoren en laat staan dat de vele leveranciers waaronder Centric als hoofdspeler een hoofdrol speelt (naast KPN/Pink toch een softwarehuis?).

    Kortom/afsluitend: het fenomeen softwarehuizen komt mij steeds minder bekend voor. Ik zie wel grote bedrijven zoals HP, IBM, Sogéti, Ordina die grote delen van het ICT leveringsgebied afdekken. Er zijn vast wel bedrijven die meehelpen aan de ontwikkeling van grote software systemen (SNS/REaal doet het net als de RABO vooral zelf volgens mij) maar dat exclusieve belang zie ik steeds afnemen. Volgens mij is er geen één op één vervanging nodig maar is samenhang in de markt (organisch gevormd?) en in de bedrijven (maar in de overheid ook veel doen aan samenwerking en gerichte kennisdeling) een noodzaak voor een gezonde ontwikkeling in ons boeiende en nooit saaie vakgebied.

    Ik ben benieuwd of je deze reactie uit de losse pols kunt plaatsen. Om een echt gefundeerde reactie te geven is meer denkwerk en onderzoekswerk in de markt in brede zin bij zowel leveranciers en afnemers nodig. Mijn belang is natuurlijk dat ik er in mijn werk als ICT-adviseur in gemeenteland wat mee kan en de door jou geschetste problematiek speelt ook heel hard in gemeenteland.

    Arnold Berkhout

  31. Peter,

    Die integratorrol is beslist de enige toekomst voor westerse softwarehuizen. Bij mijn voormalige werkgever wisten wij dat al in 1997 (tijdens het interne researchprogramma ‘ProjectX’), alleen wilde het management toen de investering niet doen.

    Groet,
    Daan.

  32. @ Daan,

    Je vroeg om reactie. Bij dezen:

    Je rakelt een al heel oude discussie op. Ik denk dat de grote lijn van je betoog juist is, maar ik denk ook dat het pad naar vernieuwing dat je beschrijft niet het juiste is.

    Veel huidige IT-leveranciers (je hebt het over softwarehuizen, ik kijk liever breder) werken inderdaad nog steeds met het business model van decennia geleden, waarbij volume altijd boven kwaliteit gaat. Bovendien lijdt men soms tot in het megalomane aan een probleem dat in vele andere sectoren en industrieën als probleem erg bekend is, maar waar men in de IT (nog) niet aan wil: teveel functies onder één dak. Vooral het steeds weer onder een enkele noemer brengen van vraag en aanbod diensten leidt tot grote, soms zelfs extreem grote problemen.

    Om die reden is het business model van de meeste IT-leverancier al jaren geleden end-of-life, zonder dat aan vernieuwing gedacht wordt. Men houdt krampachtig vast aan waar men vroeger veel geld mee kon verdienen, en ziet niet dat dat al jaren niet meer past. Veel IT-leveranciers hangen dan ook, en weten niet meer waarheen zij nu moeten. Een steeds smaller wordende, doodlopende straat.

    IT-leveranciers zijn aannemers. En aannemers moet je strak aansturen in het aanbod (in dit geval het realiseren van IT-oplossingen en het exploiteren daarvan (al of niet in een externe cloud)) dat zij leveren. Ongeacht of de aannemer een interne afdeling is, of een externe organisatie met een hoofdkantoor in of buiten (bijv. BRICS) Nederland hebben. Dat aansturen van deze aannemers bepaalt de vraag waarbij onder meer en vooral informatiekundigen, businessconsultants, informatieanalisten, programmamanagers en bepaalde testspecialisten die vraag scherp dienen te formuleren en de beantwoording daarvan dienen te beheren.

    Een schitterend voorbeeld is de `grap` die regelmatig gemaakt wordt over IT-leveranciers uit India die op een erg hoog CMM niveau leveren met als gevolg GIGO: Garbage-In is Garbage-Out. Grappig, misschien, maar tegelijk een enorme aanklacht, want wie niet goed genoeg zijn/haar vraag formuleert krijgt DUS niet wat hij/zij wil. Want de aannemende organisaties doen immers precies wat je vraagt….

    De `nieuwe` IT-leverancier zal zich volledig op aannemerschap moeten concentreren. Voor wie dat goed doet is echt voldoende geld te verdienen. De ‘nieuwe’ IT-leverancier zal zich echt moeten onthouden van vraaggerichte diensten, niet in de laatste plaats omdat vraag en aanbod niet gemengd kunnen en mogen worden: functiescheiding.

    Er zullen zo dus waarschijnlijk een aantal grote, zowel nationale als internationale, IT-leveranciers gaan ontstaan. Daarnaast zullen kleine bureaus ontstaan, 50 tot 100 medewerkers is dan al erg groot, die de vraaggerichte diensten gaan leveren in aanvulling op wat de vragende organisaties zelf aan personeel hebben. Die bureaus zijn er nog niet of nauwelijks, en grotere IT-leveranciers blijken al jaren niet in staat (en ze willen dat ook niet) om dat profiel op te bouwen. Dat is ook logisch, want hun organisatie is groot en ingericht op kwantiteit/volume.

    De huidige IT-leveranciers die nog de kracht kunnen opbrengen om een ´nieuwe´ IT-leverancier te worden zullen een harde transformatie door moeten waarbij een echt gerichte focus komt op waar ze al jaren goed in zijn: IT-aannemerschap. Dat past overigens ook precies bij de Europese ontwikkelingen op het gebied van competenties in de informatie- en IT-sector. Alleen de IT-leveranciers zelf zullen hier nog van overtuigd moeten worden.

    Groet, Steven

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in