Home Arbeidsmarkt & Onderwijs Programmeren en 3D-printers op school

Programmeren en 3D-printers op school

81

“Het is net alsof ze wel kunnen lezen, maar niet kunnen schrijven”, zegt Mitch Resnick over jongeren die tegenwoordig opgroeien met computers, slimme telefoons, tablets en games. Hij is professor aan het vermaarde technologie-instituut MIT in Boston. Zijn pleidooi is om kinderen zo snel mogelijk aan het programmeren te zetten. De hele samenleving – en ook het latere arbeidzame leven van leerlingen – is vergeven van informatietechnologie. Resnick vindt dat jongeren niet alleen moeten consumeren, maar ook moeten leren om zich uit te drukken met behulp van nieuwe technologie.

En programmeren is tegenwoordig echt niet meer een kunstje dat alleen ‘nerds’ onder de knie kunnen krijgen. C++, Java en Ruby on Rails zijn voorbeelden van programmeertalen waarmee je al snel van start kan. Initiatieven zoals de CodeAcademy, Girls Who Code en CoderDojo-evenementen slaan aan onder jongeren. Ook de bijeenkomst van Railsgirls in september in Den Haag trok veel belangstelling. Maar dit gebeurt allemaal buiten school. Het zou goed zijn om dit in de klas te leren, om te laten zien dat het een normale discipline is waarvan leden van een moderne samenleving in ieder geval enig verstand dienen te hebben.

Verenigd Koninkrijk
Het Verenigd Koninkrijk loopt hiermee voor op Nederland. Zo leren kinderen al vanaf vijf jaar niet langer alleen hoe ze met een tekstverwerker moeten omgaan, maar leren ze ook hoe ze zelf een softwareprogramma kunnen schrijven en dat vervolgens testen. Leerlingen van deze leeftijd krijgen ook les in internetveiligheid, hoe ze onlinegevaren kunnen herkennen en hoe ze hun privégegevens privé kunnen houden.

In het vervolgonderwijs gaan ze zichzelf tal van programmeertalen eigen maken. In het curriculum voor primair en secondair onderwijs is opgenomen dat ze leren hoe ze een product moeten ontwerpen, plannen, bouwen en evalueren. Vanaf zeven jaar leren ze daarbij om mechanische en elektrische systemen in hun ontwerpen te integreren. Het curriculum geldt voor scholen waarvan de overheid het bestuur vormt, maar particuliere scholen krijgen het dringende advies dit voorbeeld te volgen. Niet alleen om de kinderen voor te bereiden op de ICT-gerichte maatschappij, maar ook om het tekort aan mensen met de nodige technische vaardigheden op te vullen. Het curriculum is opgesteld na een geslaagde proef van een half jaar op veertig scholen in het Verenigd Koninkrijk. Overigens is programmeren al sinds 2012 onderdeel van de lesstof op basisscholen in een land als Estland.

3D-printers in de klas
Maar niet alleen het programmeren is de Britse schoollokalen binnengedrongen; ook de 3D-printer heeft er zijn intrede gedaan. Eigenlijk twee vliegen in een klap.  Eén van de beste manieren waarop mensen iets leren, is namelijk door het simpelweg ‘te doen’. Leerlingen leren hoe ze een ontwerp moeten maken en vervolgens kijken ze hoe dat in de praktijk uitpakt. De 3D-printer is een hulpmiddel voor wiskunde, natuurkunde , computerkunde, ontwerp en constructie. In het Verenigd Koninkrijk was dit een initiatief van het Ministerie van Onderwijs, in samenwerking met een aantal maatschappelijke organisaties zoals het Institute of Physics. Tevens trokken de initiatiefnemers op met de Britse fabrikant MakerBot.

In Nederland zou in dit kader een rol weggelegd kunnen zijn voor bijvoorbeeld Additive Industries en wellicht de ingenieursorganisatie KIVI Niria. Aan de inhoudelijke kant zien we al initiatieven ontstaan zoals Museofabber, dat blauwdrukken ter beschikking wil stellen waarmee leerlingen met een 3D-printer zelf kunstwerken kunnen maken.

Prikkeling
Wie mensen tot volwaardige burgers wil vormen in een samenleving die is vergeven van informatietechnologie, zal ze moeten uitrusten met de nodige digitale vaardigheden. Dit betekent tegelijkertijd dat het onderwijs een model zal moeten zijn van de omgeving waarin de leerlingen later hun werk gaan doen: met overdracht van kennis en vaardigheden, ondersteund door digitale middelen. En iets ‘maken’ hoeft niet altijd een fysiek product op te leveren; het kan ook een virtueel resultaat zijn. En ook daarvoor is fantasie, prikkeling en inlevingsvermogen een vereiste. Evenals de wil en de vaardigheid om binnen een groep te werken aan oplossingen. Kennismaken met programmeertalen en 3D-printers hoort daar tegenwoordig bij. Intel wil graag zijn steentje bijdragen om ervoor te zorgen dat dergelijke ontwikkelingen een serieus karakter krijgen in Nederland.

Janko Grassère, Corporate Market Development, Intel Benelux

LAAT EEN REACTIE ACHTER

Vul alstublieft uw commentaar in!
Vul hier uw naam in